Een bronverwijzing wordt in de tekst geplaatst op het moment dat jij in de tekst werk van een ander of van anderen aanhaalt, als parafrase of citaat. Een bronverwijzing is een korte verwijzing in de tekst, die refereert naar een volledige beschrijving in de bronnenlijst.
Een standaard verwijzing in de tekst is voor alle soorten bronnen gelijk en bestaat uit auteur (WIE), jaartal (WANNEER) en eventuele paginanummer(s).
Alle overige gegevens van de geraadpleegde bron worden in de bronnenlijst opgenomen.
Uit de verwijzing in de tekst kan de lezer nog niet opmaken om welk type bron het gaat, daarvoor moet de lezer de bron opzoeken in de bronnenlijst.
Een bronverwijzing maakt deel uit van de zin en kan zowel aan het begin, halverwege of aan het einde staan.
Jij bepaalt waar de bronverwijzing staat, als het voor de lezer maar duidelijk is welk gedeelte van de tekst eigen werk is en welk gedeelte gebaseerd is op een andere bron.
Voor de lezer kan het storend zijn als de tekst telkens wordt onderbroken door dezelfde bronvermelding.
Tip: baseer je een hoofdstuk in je verslag op een onderzoeksmethode uit een boek en je gebruikt een parafrase, dan kan je het beter vermelden aan het begin van de tekst, bijvoorbeeld:
Let wel op:
- ga je tijdens het schrijven van dat hoofdstuk toch nog citeren, dan moet het paginanummer apart worden vermeld,
- haal je in dit hoofdstuk nog een andere bron aan, dan moet de eerdere bron opnieuw genoemd worden, zodat er geen twijfel kan bestaan naar welke bron je verwijst.
Eén of twee auteurs (of redacteurs) noem je altijd als je parafraseert of citeert.
Hoe een verwijzing in de tekst er precies uitziet wordt bepaald door de constructie van de zin. Zo kun je:
Verwijs je binnen dezelfde alinea meerdere malen naar dezelfde bron, dan hoef je het jaar na de eerste verwijzing niet opnieuw te vermelden, als je de auteur tenminste genoemd hebt in de lopende tekst.
Bij drie of meer auteurs noem je alleen de eerste naam met de toevoeging et al. (Latijnse afkorting voor et alii, ‘en anderen’) genoemd.
Tip: Voor een compleet overzicht in een tabelvorm zie hoofdstuk 1.2.2 Meerdere auteurs.
In het Nederlands komen tussenvoegsels veel voor, denk aan namen als 'Joke de Vries', 'Bea van der Poel', etc.
Tussenvoegsels als "van den" en "de" zijn onderdeel van de achternaam en worden in de verwijzing met een hoofdletter genoemd.
Bijvoorbeeld:
(De Vries, 2019, p. 3)
(Van der Poel, p.12)
In de bronnenlijst worden achternamen met tussenvoegsels op de eerste letter van het tussenvoegsel gealfabetiseerd.
Scheid verwijzingen naar twee of meer werken van verschillende auteurs met een puntkomma. Plaats de verwijzingen in alfabetische volgorde (d.w.z. dezelfde volgorde als in de literatuurlijst).
Als er geen persoonsnaam als auteur vermeld staat, wordt de verantwoordelijke organisatie genoemd.
Bij de tweede verwijzing mag je een afkorting gebruiken, mits deze ingeburgerd of direct inzichtelijk is. Je introduceert de afkorting als volgt:
- Wanneer de naam van de organisatie in de lopende tekst genoemd wordt geef je de afkorting (tussen ronde haken) na de volledige naam van de organisatie.
- Staat de volledige naam van de organisatie tussen ronde haken, zet dan de afkorting tussen vierkante haken.
- Bij de volgende verwijzing(en) kun je volstaan met de afkorting.
Als er geen auteur of organisatie is, wordt de titel genoemd. Is de titel lang, dan mag deze worden ingekort tot de eerste woorden.
- Verwijzing tussen haakjes:
- Verwijzing in lopende tekst:
Bij een boek of een tijdschriftartikel vermeld je het jaar waarin het verschenen is tussen ronde haakjes.
Is de verschijningsdatum niet bekend zet dan z.d. (zonder datum) tussen de haakjes.