Bij de Hanze leren studenten in leergemeenschappen aan de hand van echte praktijkvraagstukken. Daarbij draait het om samenwerken aan een gemeenschappelijk doel en om leren met en van elkaar.
Een leergemeenschap is een groep mensen die samenwerkt aan een gezamenlijk doel en die van en met elkaar wil leren (Doppenberg & Van Kuijk, 2024).
Het gemeenschappelijke doel van een leergemeenschap is vaak het oplossen van een gezamenlijk praktijkvraagstuk. Afhankelijk van het op te lossen vraagstuk kan de leergemeenschap verschillende gradaties van complexiteit hebben. Soms bestaat de leefgemeenschap alleen uit studenten, medewerkers en praktijkpartners. Soms is ook onderzoek betrokken, of inwoners uit de regio. Zie de handreiking voor meer voorbeelden en vormen van (leren in) een leergemeenschap.
De beroepspraktijk is complexer en veranderlijker dan ooit. Dat vraagt om samen werken en samen leren, tijdens en ook zeker na de studie in het kader van LLO (een leven lang ontwikkelen). En zowel binnen als over de grenzen van de eigen discipline heen.
Door het werken in leergemeenschappen kun je jezelf blijven doorontwikkelen. En daarom is het van belang dat studenten aan de Hanze leren om te werken en te leren in leergemeenschappen.
‘Leren in leergemeenschappen’ heeft duidelijke raakpunten met echte praktijkvraagstukken (kenmerken leeromgeving: HOE), ‘Samen leren’ (kernthema: WAT) en Transitievaardigheden’ (kernthema: WAT).
Hieronder geven we per principe verder toelichting en suggesties voor het inbouwen in je curriculum.
Een facilitator kan helpend zijn in gevallen waar er weinig ervaring is met het werken van leergemeenschappen en het van en met elkaar leren.
Deze facilitator richt zich op inhoud EN op proces; de precieze focus en invulling van deze rol is daarbij afhankelijk van wat het doel is van de leergemeenschap. Zie de werkvormen-pulbicatie voor meer informatie.
Hoe verhoudt het woord Leergemeenschappen zich tot de andere termen zoals CoL, Learning communities. CoP, IWP's, leernetwerken?
De definitie vanuit het lectoraat is bewust breed gekozen, zodat daarin ruimte is voor verschillende soorten en varianten van leergemeenschappen. Vanwege de veelheid aan (verwarrende) termen die we in de Hanze-praktijk tegenkomen zetten we die hieronder op een rijtje.
Op hoofdlijnen spreekt men over:
a) 'communities of learners' als het relatief homogene groepen studenten betreft die zich bepaalde kernbegrippen ('big ideas') willen eigen maken (meer hierover in Volman & Ten Dam),
b) 'learning communities' als het samenstellingen van professionals, docent-onderzoekers en soms wel - soms geen studenten rondom een maatschappelijk vraagstuk betreft (meer hierover in position paper learning communities),
c) de 'professionele leergemeenschappen' (een term vanuit de educatieve sector) als professionals -soms aangevuld met studenten uit de educatieve opleidingen- die de onderwijspraktijk willen verbeteren aan de hand van een vraagstuk uit de praktijk), (meer hierover in Verbiest)
d) 'de Community of Practice' als het een relatief homogene groep professionals op de werkvloer betreft, die aan de slag willen met een vraag uit de eigen beroepspraktijk (meer hierover in Wenger et al).
In het kort: de Innovatiewerkplaats (IWP) is de fysieke plek waar de leergemeenschap is gehuisvest. De samenwerkingen binnen een IWP kunnen plaatsvinden in de vorm van leergemeenschappen, maardat hoeft niet.
In het kort: bij een leernetwerk zijn de deelnemers wel in contact met elkaar, maar hebben niet de intentie om samen te leren richting een gezamenlijk doel.
Spanningen in de praktijk
1. Het werken rondom een gezamenlijk doel is wezenlijk anders dan bijvoorbeeld mensen die elkaar helpen of feedback geven en werken aan verschillende doelen of taken. Indien er individuele doelen spelen, dan is het de kunst om deze te vervlechten met het gemeenschapsdoel. Individuele doelen kunnen helpend zijn (bijv. In het realiseren van commitment), maar hebben geen voorrang op het gemeenschapsdoel. Dit vraagt continue aandacht en monitoring.
2. De samenstelling van de leergemeenschap kent een tweeledige spanning. Allereerst: is de samenstelling afgestemd op het doel? Heb je iedereen die je nodig hebt aan boord? Of moet je het doel aanpassen, gezien de aanwezige deelnemers van de leergemeenschap? Ten tweede: wat is de rol van iedereen in de leergemeenschap? Willen docenten-opdrachtgeversprofessionals- inwoners echt samen werken en leren met studenten? Mogelijk kunnen de niet-essentiële betrokkenen plaatsnemen in het netwerk rondom de leergemeenschap, voor bijvoorbeeld consultatie of aanvullende expertise.
Werk alleen met leergemeenschappen als het 'van en met elkaar' cruciaal is. Want als mensen met elkaar samenwerken wordt er niet automatisch van en/of met elkaar geleerd: Bij het ‘van en met elkaar leren’ gaat om de vraag: hoe willen we het leren van en met elkaar faciliteren? Het voeren van de dialoog is hierin een centraal uitgangspunt. Het gaat dan om 1) het delen van perspectieven, opvattingen en onderbouwing en 2) samen op zoek gaan naar wat werkt voor deze context en bouwen aan gedeelde taal, inzichten en praktijken (handelen). Neem dit mee in de verwachtingen over de verwachte opbrengst, ook in relatie tot de doorlooptijd.
Heb aandacht voor de voorbereiding van studenten om de potentie van een leergemeenschap als rijke leeromgeving te kunnen benutten. Zorg dat in de eerdere/ andere onderwijseenheden genoeg aandacht voor het leren samen werken en indien relevant: met andere disciplines.
Een belangrijk kenmerk is dat ongeacht de samenstelling van de leergemeenschap, de deelnemers op een gelijkwaardige manier samenwerken. Het is goed mogelijk dat sommige deelnemers ervaren dat ze een “meerwetende partij” zijn, vanuit hun expertise of ervaring – in vergelijking tot bijv. studenten. Dat neemt niet weg dat ieders bijdrage en perspectief cruciaal en van toegevoegde waarde is. Iedereen is lerend.